Veldwerk in het nieuwe bos van Borneo

16 maart 2020
Bezoek aan een van de palmolieplantages. Eindeloze rijen met oliepalmen. Foto: Jordy van der Beek.

Naar het regenwoud gaan is afzien! Je laat je gewoontes, normen en waarden achter je. Hygiëne? Doen we niet aan! Eten? Als dat er al is, is het zelf verzameld, gevangen en bereid. Slaap? Mocht je de muggen je enkele minuten met rust laten, is daar altijd nog het contante getsjilp, gesnerp, gegil en geschreeuw van de honderden dieren met wie je de sterrenhemel die avond deelt. Het is daar nog echt overleven! Dat dacht ik thans te gaan ervaren toen ik te horen kreeg dat ik mee mocht naar het Danau Girang Field Centre in de Maleise provincie Sabah op het eiland Borneo.

Volg onze verhalen

Bij Naturalis zijn we dag en nacht bezig om de collectie aan te vullen als rijksmuseum, academisch onderzoeksinstituut en erfgoedinstelling.

FacebookTwitterInstagramYouTube

0.78549785392441, 115.65272204813

Het 'nieuwe'
bos

Ergens weggestopt in Zuidoost-Azië zou het bos nog maagdelijk zijn en de wilde dieren in overvloeden om je heen dartelen. Dat hadden de oude reisverhalen mij tenminste beloofd. Mensen als Wallace doorstonden daar de bloedzuigers en malaria om wezens te vinden waar niemand van wist dat ze bestonden. 

Mentaal voorbereid op het ergste en een medicijnkast in mijn rugzak waar de gemiddelde apotheker jaloers op zou zijn vertrekken we in de richting van het grote onbekende. De ornitholoog Smythies omschreef Borneo in de jaren 60 in zijn boek ‘The Birds of Borneo’ nog als “Het is één enorm oerwoud. Taxaties […] zeggen dat vijvenzeventig procent van het eiland bedekt is met primair oerwoud, en nog eens tien tot vijftienprocent met secundair oerwoud”. Dat oerwoud is inmiddels grotendeels verdwenen. Dieren verjaagd, vegetatie verwijderd en vervolgens beplant met een Afrikaanse palm die plantaardige olie voor ruim acht miljard mensen moet produceren. Het veldstation ligt in een klein stukje bos dat nog over is. Volledig omgeven door het ‘nieuwe’ bos.

Keurige
rijtjes

Gek genoeg merk je daar gedurende de boottocht van 45 minuten vanaf Batu Puteh stroomafwaarts naar het veldstation weinig van. Varende op de Kinabatang rivier word je bevangen door het ontdekkingsreizigergevoel. Je bent als bioloog in het paradijs beland; met bos, apen en krokodillen aan weerszijde van de rivier! Maar schijn bedriegt. Want achter het gordijn van bos (de oliepalmboeren moeten namelijk 50 meter bos langs de rivier laten staan) zijn talloze palmen in keurige rijtjes aangeplant. 

Behapbare
paradijsjes

De meeste dieren zijn teruggedrongen tot enkele behapbare paradijsjes die nog overeind staan. Dit geeft de gemiddelde bioloog ook enige geruststelling, wetende dat je onderzoeksgebied niet eindeloos na de horizon voortduurt. Daarnaast is het veldstation van alle gemakken voorzien en zijn wandelpaden in de omgeving netjes gemarkeerd. De risico’s van het leven met gevaarlijke dieren worden zoveel mogelijk ingeperkt. Waarbij de horren voor de ramen misschien wel één van de belangrijkste is. De aantallen muggen, het douchen met enkel koud water en het ontbreken van wifi, zijn de enige dingen die nog in buurt komen van het afzien. Het gevoel van enige connectie met de grote ontdekkingsreizigers is daardoor al snel verdwenen.

De Kinabatang rivier wordt aan weerszijde omgeven door een smalle strook bos. Foto: Jordy van der Beek.
De Kinabatang rivier wordt aan weerszijde omgeven door een smalle strook bos. Foto: Jordy van der Beek.

 

Druk
op het bos

Het comfort, de overgebleven natuurpracht en diepgaande gesprekken met onderzoekers bieden echter gelegenheid en tijd tot nadenken. Paradoxaal, want er is namelijk niet zoveel tijd meer! Door de groeiende wereldbevolking neemt de vraag naar palmolie en daarmee de druk op het overgebleven bos en dieren toe. Bos levert maar mondjesmaat geld op en is daarom simpelweg ongewenst. Dit maakt de situatie tamelijk uitzichtloos.

Een orang-oetang met haar jong, zij hebben net als vele andere dieren het kleine stukje bos rondom het veldstation tot hun thuis gemaakt. Foto: Jordy van der Beek.
Een orang-oetang met haar jong, zij hebben net als vele andere dieren het kleine stukje bos rondom het veldstation tot hun thuis gemaakt. Foto: Jordy van der Beek.

 

Zoektocht
naar het onbekende

Hoe zie inmiddels ik de toekomst van dit eiland voor me? De netpython, eens de koning van het woud, kan wellicht zijn voortbestaan veiligstellen door rattenvanger te worden op een plantage. De orang-oetang is welkom in aangewezen parkjes, speciaal voor de toeristen. Dieren zoals bosolifanten en Maleise beren zullen daar hoogstwaarschijnlijk ook hun plekje krijgen. De 244 andere zoogdieren en 673 vogelsoorten van Borneo zullen we enkel nog kunnen zien in de dierentuin, als ze niet in staat blijken te zijn om zich aanpassen aan de door mensen ingerichte wereld. Plantensoorten zullen overleven in de tuinen en parkjes, mits ze wel een groot deel van het jaar bloeien en niet te veel bladeren verliezen. Tienduizenden dieren en planten zullen we enkel kennen uit de boeken en van honderdduizenden zullen we wellicht nooit weten dat ze bestaan hebben. Weggevaagd voordat iemand de tijd heeft genomen te erkennen dat ze bestaan. 

Omdat geen enkel levend wezen dat laatste verdient, is het de missie van de meeste biologen die soorten op te sporen en een gezicht te geven. Het ‘afzien’ is misschien dan niet het gene wat mij met Wallace op deze plek verbindt, maar zijn zoektocht naar het onbekende is urgenter dan ooit. 

Volg
onze verhalen

Je las hier de zesde live blog over de expeditie naar Borneo van Naturalis Biodiversity Center samen met studenten van de universiteit Leiden. De komende twee weken verschijnt  elke dag een nieuwe blog over de avonturen in het regenwoud die de groep wetenschappers samen met de studenten meemaken.

Deze zesde blog is geschreven door student Jordy van der Beek.
Heb je vragen aan de expeditieleden? Mail ze naar vincent.merckx@naturalis.nl en wie weet wordt je vraag beantwoord in de volgende blog.