Op bezoek bij een 19e eeuwse dodo Dodo expeditie 2006

13 juli 2019
Dodobotten bekijken

21 juni 2006 - Zoals ik gewoonlijk iedere mail twee of drie keer moet schrijven voordat ie verstuurd kan worden, zo moet ik nu dit weblog een tweede keer formuleren omdat de techniek hier op het verre Mauritius het laat afweten en alles dat ik tot nu toe geschreven heb heeft gewist. Van mijn honderden foto's heb ik er tien voor dit verhaal geselecteerd, maar het invoegen ervan lukt helaas (nog) niet. Zo gaat dat trouwens ook met filmen. Tientallen uren prachtig materiaal opnemen en uiteindelijk komt er iets van 52 minuten uit.

Volg onze verhalen

Bij Naturalis zijn we dag en nacht bezig om de collectie aan te vullen als rijksmuseum, academisch onderzoeksinstituut en erfgoedinstelling.

FacebookTwitterInstagramYouTube

De expeditie
filmen

Voor deze expeditie volgen regisseur Remmelt Lukkien en ik 26 dagen lang de verrichtingen van de wetenschappers. We maken lange dagen, volgen alles, zijn leden van het expeditieteam geworden en uiteindelijk levert dit een gemiddelde screentijd op van 2 minuten per dag. Zo gaat dat. Toch is dat de manier om inzicht te verschaffen in het verloop van een grote onderneming als deze. Zo werken en selecteren wetenschappers ook, houden uiteindelijk een paar botjes over die er toe doen, die ze aan de wereld kunnen tonen.

De afgelopen weken ging mijn wekker om half zes, maar vandaag was ik al wakker om vijf uur door het lawaai van de suikerrietfabriek. Boem, stjiek, tak, brrrrrr, doing, klonk het op oorverdovende sterkte. Het is een beetje vreemd om deel uit te maken van een ouderwets soort fabrieksleven. Hier lopen honderden donkere en vuile mannen in overalls en af en toe zie je een blanke man met overhemd en stropdas in een auto voorbijrijden. Links en rechts staan enorme vrachtwagens en tractoren geparkeerd en boven een waterbassin zie je de hele dag een wolk van stoom, want hier wordt het water gekoeld dat de hete suikerrietstroop of melasse wast. Wat er verder op het terrein gebeurt begrijp ik nog niet helemaal. We werken hier al twee weken, maar ik hoop nog steeds op een introducerende rondleiding. Misschien krijgen we die van de Chinese manager/directeur van de fabriek, monsieur Christian Foo Kune en mogen we die dan ook filmen. Het zou mij wat meer verduidelijken wie en wat ons zoveel gastvrijheid biedt.

De helft van de leden van de Dodo-expeditie slaapt op het fabrieksterrein, in kamertjes die nog geen paar weken geleden door het kantoorpersoneel gebruikt werden. Er zijn bedden in gezet en de muren zijn opnieuw gewit. De bordjes van de accountant en assistant manager hangen nog op de deuren. Een douche is improvisorisch aangelegd. We worden door een groepje guards aan de poort bewaakt, we gebruiken autos van de fabriek en onze slaapkamers worden netjes schoongehouden door een klein legertje vegers en schoonmakers. Internetten kunnen we in de chique kamer van de directeur. Zo lijken wij, expeditieleden, de vitale posities van deze fabriek te hebben overgenomen. Er zouden hier duizenden arbeiders op de fabriek werken, maar ik heb er nog geen honderd gezien en zie ook geen honderden fietsen of brommers staan. Zouden ze allemaal op de omliggende vierkante kilometers grote suikerrietvelden werken? Het riet staat meters hoog en schreeuwt er om geoogst te worden.

De directeur vertelde ons afgelopen zondag bij een lunch op zijn landgoed, dat deze fabriek binnen twee jaar moet sluiten. Arme guards, arme vegers, arme arbeiders. Het heeft met de globalisering te maken, dat elders grootschaliger en goedkoper gewerkt wordt en dat de suikerprijs op de wereldmarkt door de kopers laag gehouden wordt.

Het moerasgebied Mare aux Songes waar de leden van de Dodo-expeditie zoeken naar botjes en plantenresten ligt in een dalletje, een depressie, midden tussen de suikerrietvelden. Omdat het moeras deel uit maakt van de suikerrietfabriek Mon Tresor zijn alle vondsten eigendom van de fabriek.

Een kostbare schat

Nu ik zit te typen in de kamer van de directeur, bevindt een kostbare schat, hetgeen vorig jaar en dit jaar opgegraven is, zich op een meter van me vandaan, in een enorme dikke kluis. Boven de kluis met geelkoperen beslag waakt de kop van een opgezet hert met dreigend gewei. Het hert is van een diersoort dat hier door de Hollanders in de zeventiende eeuw op het eiland is uitgezet en heeft als het ware de plek ingenomen van een andere diersoort die in die tijd is uitgestorven. Over de schat in de kluis mag ik nog niets zeggen (volgende week vrijdag is er een persconferentie), maar de vorig jaar gevonden botten van een uitgestorven loopvogel, horen daarbij.

De brandkast

Mauritius
Institute

De helft van de expeditieleden slaapt dus op het fabrieksterrein, de andere helft in een bungalow er net buiten. Dit is Headquarters, hier eten we, vergaderen we, prepareren we ons op een dag padvinderij in het moeras, drinken we en schreeuwen we naar het tv-toestel wanneer er een voetbalwedstrijd wordt uitgezonden. We kunnen hier maar liefst twee kanalen ontvangen, Mauritius 1 en 2. Hoewel het lijkt alsof het in Duitsland permanent sneeuwt, volgt een aantal van onze jongens de sportieve verrichtingen op de buis enthousiast. Gekleed in onze oranje expeditieshirts zouden wij hier best durven uitkomen tegen het Nationale team van Mauritius. Voetbal, bier, suikerriet (rum), wetenschap en moeras, dat waren de afgelopen twee weken mannenzaken. Maar sinds gisteren is een jongedame in ons team, dr. Beth Shapiro uit Oxford. Het lijkt erop dat er weer beschaving onder ons gekomen is. We doen ons best.

Vandaag, woensdag de 21e, leek een dag van meer van hetzelfde. Graven, zeven, beschrijven, analyseren. Voor Remmelt en mij was het echter een bijzondere dag. Met onze grote vriend en een van de hoofdpersonen Julian Hume zijn we naar de andere kant van het eiland gereden, naar de hoofdstad Port Louis. Nu even geen moeras en geen wolkenlucht, maar een stralend zonnetje, flatgebouwen, drukke winkelstraten, muziek, terrasjes en het Mauritius Institute, een museum uit de negentiende eeuw, waar we in lades van oude kasten botten van dodo's mochten bekijken en filmen. Julian bekeek de resten van maar liefst 299 verschillende dodos, allen opgegraven rond 1865 door ene William Clarke. Julian was zeer verbaasd dat de botten nog in zon geweldige goede conditie waren. Wat zou hij hier graag nader onderzoek naar doen. Gek dat wij nu zoveel moeite doen om in het moeras wat op te graven, terwijl er al zoveel klaar ligt en waar ruim 140 jaar lang weinig aan gedaan is! Maar, de waarde van de opgraving van 2005 en van de expeditie van nu is er natuurlijk vooral in gelegen dat alles dat nu gevonden wordt op een uiterst precieze wijze plaatsbepaald is, gedocumenteerd, gefotografeerd en bemonsterd voor DNA-analyse. Ik ben er nu al van overtuigd dat deze expeditie zeer geslaagd is en daarmee onze documentaire helemaal.