Op 10 december 2025 om 10.00 verdedigt Merijn Moens zijn proefschrift: ‘Pollinators in complex landscapes. Modelling and mapping the distribution of wild bees and hoverflies in the Netherlands’ in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden. Voor zijn promotieonderzoek bestudeerde Merijn waar wilde bestuivers in Nederland voorkomen en waarom ze daar voorkomen.
Verspreidingskaartenzijn achterhaald
Merijn heeft naar verspreidingskaarten en verspreidingsmodellen gekeken van wilde bestuivers, zoals bijen en zweefvliegen. “Veel van die kaarten zijn achterhaald,” vertelt hij ons. “Ze houden geen rekening met de ecologie van de bestuivers en zeggen bijvoorbeeld dat er geen bestuivers voorkomen in landbouwgebieden en dat is niet waar.” Deze verspreidingskaarten worden gebruikt om bestuivers te beschermen, maar dan moeten ze wel kloppen. Het werd dus hoog tijd om de kaarten te verbeteren.
Wat komtwaar voor?
Merijn onderzocht hoe hij de verspreidingsmodellen kan verbeteren op het gebied van ecologie. Welke planten groeien waar? Welke bestuivers komen daar dan voor? Sommige bijen hebben bijvoorbeeld een voorkeur voor specifieke planten. Als die ene plant niet op een bepaalde plek groeit, dan zul je daar die bijen waarschijnlijk ook niet vinden. Daarnaast heb je ook parasitaire bijensoorten. Die leven dus alleen op plekken waar dieren aanwezig zijn waar zij op parasiteren. Daarnaast keek hij ook naar klimaat, landgebruik en waarnemingen van bestuivers, maar ook naar de invloed van verschillende landschapselementen zoals heggen, sloten en bomenrijen.
Vaak wordt er gesproken over het verschil tussen het platteland en de stad, maar zo makkelijk is dat niet te vergelijken. “Alle landbouwgebieden worden bijvoorbeeld op één hoop gegooid, maar er bestaan veel verschillende soorten gebieden,” zegt Merijn. “Zo heb je bijvoorbeeld intensieve landbouw, maar ook biologische landbouw. Misschien leven er op de plekken met biologische landbouw wel veel meer soorten bestuivers dan in de stad.” Merijn ging zelf op pad om te onderzoeken hoeveel en welke bestuivers er nu daadwerkelijk voorkomen in de verschillende landbouwgebieden.
Pan traps en nagellakremover
Met een net in de hand trok Merijn door de velden. “Ik liep dan op een bepaalde lijn, op een bepaalde snelheid en voor een bepaalde tijd. Je schrijft dan alles op wat je tegenkomt, als je ze herkent tenminste,” vertelt hij. “Sommige bijensoorten zijn moeilijk te herkennen, dan moeten we ze vangen en in laten slapen met nagellakremover. Ik moet namelijk wel weten wat daar precies rondvliegt.” Om er dan toch achter te komen welke soort hij te pakken heeft, moest Merijn deze bestuivers onder de microscoop verder bekijken of wat DNA afnemen.
Daarnaast zette hij zogenaamde ‘pan traps’. Dit zijn emmertjes met de kleuren rood, blauw en geel: de kleuren van bloemen. “Ze bevatten ook ultraviolet,” voegt Merijn toe. “Dat is een kleur die wij niet kunnen zien, maar de bestuivers wel.” De bestuivers kruipen in de emmers en komen terecht in zeepsop. Daardoor verdrinken ze. “Je maakt sommige bijen dus wel dood, maar het is voor een goed doel. Uiteindelijk willen we met deze informatie de bestuivers beschermen.”
Complexlandschap
Merijn vond het een uitdagend onderzoek: “Een landschap is best complex, wat laat je meespelen in je model? Je kunt kijken naar klimaat, wind, schaduw, zonlicht, de gemiddelde temperatuur, regenval, verschillende landbouwgewassen: de mogelijkheden zijn eindeloos!” Je kunt het volgens Merijn ook te ingewikkeld maken. “Dan krijg je modellen die veel te streng zijn en dan wordt er nergens meer iets verwacht. Ik moest bedenken wat nu precies het meeste invloed heeft op het voorkomen van de bestuivers.” Ook de waarnemingen die Merijn gebruikte voor zijn modellen zijn soms vertekend. Zo vinden mensen bijvoorbeeld hommels veel leuker dan zweefvliegen en worden die dus vaker gemeld. Daarnaast gaan mensen ook sneller wandelen in een natuurgebied dan in landbouwgebied.
Detoekomst
Merijn wil in de toekomst ook graag de nestplekken van bestuivers in kaart brengen. Het is mogelijk dat de aanwezigheid van plekken om te nestelen ook van invloed is op welke bestuivers waar voorkomen. Sommige bestuivers hebben hout nodig, anderen weer een gat in een muur of zandgronden. “Als we kunnen voorspellen welke soorten waar voorkomen en waarom, dan kunnen we die plekken beter beschermen.”